Afgelopen weekend was ik op Helgoland, een eiland in de Noordzee, in de “bocht” bij Duitsland en Denemarken.
Het eiland bestaat uit een enorme rode rotswand die 50 meter uit zee oprijst en naar het achterland geleidelijk afloopt naar zeeniveau.
Op die rotswand broeden grote aantallen Jan van Genten, alken, zeekoeten, stormmeeuwen, drieteenmeeuwen en noordse stormvogels — en één wenkbrauwalbatros, hoewel die niet broed omdat ‘ie de enige van zijn soort is op het noordelijk halfrond.
Op het “tweelingeiland” Düne, door de zee afgesplitst van Helgoland, bevindt zich een grijze zeehondenkolonie.
Vooral de Jan van Genten zijn er goed te fotograferen, zowel broedend als vliegend. Enkele tientallen paartjes nestelen op nog geen 5 meter van het voetpad op de top van de klif. Een goede compactcamera is daar nuttiger dan een vaste 400mm lens
De nesten van Jan van Genten zitten erg dicht op elkaar, ongeveer op snavellengte, en buren zijn niet erg tolerant naar elkaar.
Bij stevige wind kun je de Jan van Genten precisie-landingen zien uitvoeren in slow motion, eerst stil hangend boven de landingsplaats, en dan langzaam zakkend tot ze zitten.
Ik bewonderde ze al om hun vliegkunsten, maar nu dus ook om hun landingsvaardigheden.
Al met al een onvergetelijke ervaring.